NAAMSVERMELDINGEN EN LITERATUURREFERENTIES:
Typisch Gronings is wel de talrijkheid van de noordoostelijke namen op -ker of
(vooral na d, l, d en t) -(t)jer, van het type imker voor bijenhouder. Zij geven de
afkomst of het beroep van de drager aan, zoals (in Friesland): Bilker(t), Blesker,
Tjoelker (...), 'Wâldtsje(r), stêdtsjer, moalker, bijker, feantsjer, túntsjer'
(naast: "feanter, túnter" met -ter), Tuinker, Duinker, Duintjes, Kleiker,
Leemker, enz. als afleidingen van Het Bildt, De Blesse, De Tjoele (in Achtkarspelen)
en de Friese woorden voor: de Wouden, stad, meel, bij, veen, tuin, duin, klei, leem, enz.
Ten dele hangen deze afleidingen samen met de Friese werkwoorden op -kje (en na n: -tsje),
zoals: bijkje (naast ymkje), buorkje, feantsje, koaikje, pypkje, tomkje, túntsje, waarvoor
het Gronings vormen op -ken en -tjen heeft: boerken, bijken (naast iemken), doemken,
kooiken, piepken, toentjen, veentjen (volgens K. ter Laan in het Westerkwartier) naast
veentken (Westerwolde).
Voor Groningen kan ik wijzen op: Hoornker, Schansker, Boneschansker, Woldjer, Woltjer,
Schildjer, stadjer, Veenker, Veentjer, Bosker, Meelker, Potjer, Panjer, enz. als
afleidingen van Hoorn (onder Wedde), Oude- of Nieuwe-Schans, Boneschans (bij Nieuwe-Schans),
het Wold of de Wolden, Overschild, stad, veen, bos, meel, pot, pan, enz. Merkwaardig is dat een
aantal door Winkler en Meertens genoemde Groningse voorbeelden niet (meer) in Groningen voorkomen:
Duinker, Kofker, Kooltjer, Korfker, Leemker, Muirker, Tuinker en: Borker, Buntjer, Renker,
Streutker, Strootker."
Volgt een lijstje van -ker- en -tjer-namen die met een mate van
waarschijnlijkheid tot dit type behoren. Zij komen vooral in het zuidoosten, in de
Veenkoloniën en Westerwolde talrijk voor [NRF-Gr, p 9; vgl. H.T.J. Miedema, 'Veenkers
en Sandkers tegenover Veentjers en Sandjers in het oosten van Groningen en Drente',
in: DMB 17 (1965), p 43-52].
terug